© ING - Den Haag. Bronvermelding: A.A. Thiadens, 'Rutten, Martin Gerard (1910-1970)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn1/ruttenmg [05-09-2003]
RUTTEN, Martin Gerard (1910-1970)
Rutten, Martin Gerard
, geoloog (Djombang op Java 22-10-
1910
- Utrecht 13-10-
1970
).
Zoon van Louis Martin Robert Rutten, hoogleraar geologie, en Catharina
Johanna Pekelharing. Gehuwd met Titia Wietske Kooistra op 23-4-1936.
Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 3 dochters geboren. Gescheiden op
1-3-1955 en hertrouwd met Henny Cornelia van Berghem op 25-3-1955. Uit
dit huwelijk werd 1 dochter geboren.
Martin, de oudste en enige zoon in een gezin met vijf kinderen, had
intellectuele ouders, die sinds 1919 vaak buitenlandse gasten en
studenten in het gastvrije huis te Utrecht ontvingen. Van jongs af aan
in contact gebracht en gebleven met de natuur, werd hij al vroeg lid
van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie en later leider. Hoewel
vogels zijn specialiteit waren, heeft hij steeds een intense
belangstelling gekoesterd voor de natuur in het algemeen, de levende en
de dode en de evolutie daarin. Na zijn eindexamen HBS-B in Utrecht,
volgde daar vanaf 1928 de studie geologie aan de Universiteit. In die
periode nam hij deel aan twee expedities naar de West (Benedenwindse
eilanden en Cuba). Zijn universitaire opleiding werd op 24 februari
1936 afgesloten met een promotie bij zijn vader op het proefschrift
Geology of the Northern part of the province Santo Clara Cuba.
In 1937 in dienst getreden van de BPM werd Rutten uitgezonden naar
Java en Midden-Sumatra. Na terugkeer in 1940 met verlof verraste de
oorlog hem en zijn gezin. Een jaar later trad hij in 'tijdelijke
dienst als volontair' van de Staatsmijnen en werkte ondergronds
achtereenvolgens in de Staatsmijnen Hendrik en Maurits als mijngeoloog.
Na de bevrijding van zuidelijk Nederland in september 1944 werd hij als
adviseur en later als militair geoloog aan het XIXth Army Corps
Headquarters van het Amerikaanse leger toegevoegd. Daarna werkte hij
bij UNRRA als Team Director in kampen van vluchtelingen en
ontheemden.
Na eerst vanaf 1946 hoogleraar stratigrafie en paleontologie aan de
Universiteit van Amsterdam te zijn geweest, ging hij in 1951 over naar
Utrecht om daar hoogleraar in de algemene geologie te worden. Hier
bleef hij met twee onderbrekingen van een jaar als gasthoogleraar aan
de Universiteit van Michigan in Ann Arbor, tot het einde van zijn
leven. Gedurende zijn professoraat werd door hem deelgenomen aan drie
expedities naar IJsland. Zijn grote werkkracht, kritische geest gepaard
aan een scherp waarnemings-vermogen maakte het hem mogelijk vlug
inzicht te krijgen in de geologische situatie en zijn mening op heldere
en bondige wijze te formuleren in vele, meestal korte publikaties.
Aanvankelijk betroffen deze vooral Foraminifera, als hulpmiddel voor de
stratigrafie en de kaarteringen,daarna handelden zij over vele
verschillende onderwerpen waarmede hij tijdens de oorlog en zijn latere
carrière in aanraking kwam. Rutten was een uitstekend docent,
zowel in het veld, als achter de katheder van de collegezaal en op het
laboratorium. Hij begeleidde zijn studenten tot lang na hun afstuderen,
zorgde ervoor dat zij op de hoogte waren van de nieuwe ontwikkelingen
en literatuur en bracht hun een brede belangstelling bij. Zo verschenen
ook drie algemene boeken van zijn hand, één over de geologie
van de Nederlandse steenkolen, één over de geologische
aspecten van de oorsprong van leven op aarde, en toen hij in Ann Arbor
merkte dat in USA de geologie van West-Europa en de literatuur daarover
zo slecht bekend was, volgde zijn belangrijkste compilatorische werk
The Geology of Western Europe,
een helder, makkelijk leesbaar en veelomvattend boek, dat samen melde
geologische kaart van Europa, een onmisbare introductie is voor verdere
studie. De ontmoeting met de microbioloog A.J. Kluyver heeft grote
invloed op zijn leven gehad. Rutten blijft denken over de oorsprong van
het leven, schrijft erover, provoceert soms en daagt daardoor velen uit
tot stellingnemen. Andere onderwerpen die hem bezighielden betroffen de
sedimentologie, vulcanologie en structurele geologie. Hij introduceerde
samen met J. Veldkamp het paleomagnetisme in Nederland en heeft daarbij
belangrijke pioniersarbeid verricht in de wereld.
Zijn levenswijze was gekenmerkt door hard werken en zelfdiscipline.
Daar hij een zwakke gezondheid had, begon hij als jongen reeds zijn
lichaam te trainen, teneinde later als geoloog en vogelspecialist het
veld in te kunnen trekken. Rutten was verlegen, in wezen bescheiden,
maar ook zeer kritisch. Hij had, vooral voor mensen die hem niet beter
kenden, een moeilijk karakter. Hij meende het steeds goed en dat wisten
de studenten en vrienden. Niettemin werden velen nogal eens door zijn
woord en geschrift geprovoceerd. Hij was a-godsdienstig en zocht zijn
leven lang naar andere oplossingen. Ruitens betekenis in zijn relatief
korte leven - hij stierf aan een hartkwaal - dient gezocht te worden in
het door hem gepubliceerde werk en de invloed op zijn leerlingen.
P: Een welhaast volledige bibliografie achter het onder L opgenomen
levensbericht van A.A. Thiadens op p. 435-438.
L: A.A. Thiadens, in
Geologie en Mijnbouw . . .
49 (1970) 433-435. Verder necrologieën in
Geografisch Tijdschrift...
N.R. 4 (1970) 464;
Palaeogeography palaeoclimatology palaeoecology
9(1971) 5-6;
Jaarboek der Rijksuniversiteit te Utrecht 1970-1971,
7-9.
A.A. Thiadens
Oorspronkelijke versie opgenomen in:
Biografisch Woordenboek van Nederland 1
(Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 05-09-2003
|